- nl
- en
Op de slotdag van Filmfestival Oostende vond Het Debat van De Ensors plaats. Zeven vooraanstaande politici kregen de kans om via een aantal stellingen over de audiovisuele sector in debat te gaan. Gemodereerd door Lieven Van Gils gingen Benjamin Dalle (CD&V), Wilfried Vandaele (N-VA), Stephanie D’Hose (Open VLD), Katia Segers (Vooruit), Meyrem Almaci (Groen), Filip Brusselmans (Vlaams Belang) en Jos D’Haese (PVDA) met elkaar in gesprek.
Het debat ging van start met een urgent, maar precair thema: het geldgebrek waar de audiovisuele sector onder lijdt. “De sector staat financieel zwaar onder druk”, stelde Jos D’Haese. “Het VAF krijgt nog geen 20 miljoen euro aan creatieve middelen en daar schrik ik van. De beste manier om meer geld vrij te maken, is om internetgiganten zoals Telenet meer te belasten, aangezien zij ook van de sector profiteren.”
Het beleid van Benjamin Dalle, Vlaams minister van Media, stond al in het teken van een hogere belasting bij de internetproviders. “We hebben die verdubbeld naar drie euro per abonnee,” zo lichtte hij toe. “Daarnaast hebben we als eerste land ter wereld ook aan de videoplatforms, zoals YouTube, opgedragen om vier procent van hun omzet aan de audiovisuele sector af te staan.” Meyrem Almaci vond dit beleid ‘too little too late’. “De internetbedrijven lopen met alle winst weg terwijl ze nauwelijks risico lopen”, aldus Almaci. “Als we het vergelijken met de belasting die Frankrijk aan de internetbedrijven oplegt, 800 miljoen euro tegenover 7 miljoen in Vlaanderen, doen wij onze sector ernstig tekort. ”
Filip Brusselmans keerde zich met zijn stelling tegen het idee dat meer geld altijd tot betere resultaten leidt. “Is het niet vaak een kwestie van een betere selectie?” zo poneerde hij. “Het VAF heeft de afgelopen jaren inderdaad veel topfilms afgeleverd, maar er bestaat ook zoiets als de bottom thirty, waarmee hij de dertig door het VAF gesubsidieerde films bedoelde die het laagste aantal bezoekers trokken”.
Het nodige protest ontstond bij de overige sprekers. “De uiteenzetting van Brusselmans is zeer selectief”, aldus Almaci. “Het VAF heeft een vliegwieleffect met zowel hoog- als laagvliegers. U moet het ook wel over de successen hebben.” Stephanie D’Hose sloot zich daarbij aan: “U slaat een vrij angstaanjagende toon aan. Als er beter geselecteerd moet worden, wie moet dat dan gaan doen? En zijn bioscoopcijfers uw enige criterium? Het is ook de rol van de overheid om te zorgen dat er ook een plaats is voor films die een minder groot publiek trekken”.
Het is de rol van de overheid om te zorgen dat er ook een plaats is voor films die een minder groot publiek trekken.
Jos D’Haese vond dat de stelling behoorlijk ver af stond van de realiteit in de sector. “Beginnende filmmakers werken nu al zo goed als gratis. Als je hen projectsubsidies ontzegt, dan leg je ook geen voedingsbodem voor de toekomst van de sector.”
Als je beginnende filmmakers projectsubsidies ontzegt, is er ook geen voedingsbodem voor de toekomst van de sector.
De stelling van Stephanie D’Hose keerde zich lijnrecht tegen de toon van het Vlaams Belang – ‘Cultuur moet just niets’, zo beweerde ze. “Als meneer Brusselmans zegt dat het VAF beter moet selecteren, suggereert hij dat de politiek het over moet nemen. Terwijl het niet onze rol is om ons te bemoeien met artistieke programmering. Vlaams Belang wil bijvoorbeeld alleen nog subsidies verstrekken aan politiek neutrale organisaties, dat vind ik inbreuk op de autonomie van de kunstenaar.” Brusselmans reageerde: “Wij vinden dat iedereen op een podium moet kunnen doen wat die wilt, maar er is wel een bepaalde lijn die je over kan gaan als je aanspraak wilt maken op belastinggeld. Workshops over communisme in de 21e eeuw overschrijden die bijvoorbeeld.”
Benjamin Dalle was het daar niet mee eens, “Activisme moet ook haar plaats hebben, als je daar als overheid tegenin gaat, ben je in strijd met de vrijheid van meningsuiting.”
Activisme moet ook haar plaats hebben in de kunsten, als je daar tegenin gaat, ben je in strijd met de vrijheid van meningsuiting.
Tot slot werd er op twee thema’s gereflecteerd waar de sector nog te weinig werk van heeft gemaakt, allereerst de bestrijding van grensoverschrijdend gedrag. Benjamin Dalle constateerde dat er ondanks het actieplan daartegen nog te weinig werk van wordt gemaakt. Vaak werken organisaties ook te versnipperd rond het thema, er zou wel wat meer taakafbakening mogen zijn.
“Eveneens verloochend is de Vlaams-Nederlandse coöperatie”, aldus Wilfried Vandaele. “Tussen het VAF en het Nederlands Filmfonds is er nog te beperkte samenwerking”. Benjamin Dalle ondersteunde die oproep: “Vanuit ons mediabeleid zetten we zeker in op die samenwerking, ook via televisieproducties zoals ‘Undercover’. Maar dat zou zeker nog extra ondersteund mogen worden.” Met de blik op de toekomst werd er zo dus enigszins hoopvol afgerond.